DE WEG VAN WIM

De weg van Wim’ is het persoonlijke verhaal van mijn vroegste jeugd tot en met mijn studie creatieve therapie drama en van poppenspeler tot kunst- en cultuurmanager.

Op 18 februari 1953 werd ik geboren in Dordrecht en kreeg ik de namen Wilhelmus, Ludovicus, Antonius, Maria. Als Wim Kerkhove ga ik sindsdien door het leven. Wim komt dus van Wilhelmus, waarvan de oorsprong Wilhelm is, een Germaanse jongensnaam. Het eerste deel, ‘wil’, betekent ‘wil, wilskracht, streven’. ‘Helm’ staat voor ‘beschermer’, maar ook voor ‘koning’. De naam betekent dus iets als ‘wilskrachtige beschermer’.

Wilskracht en de noodzaak mijzelf te beschermen, waar mijn ouders dat niet deden en ook niet konden, was van levensbelang om als kind heel en overeind te kunnen blijven in een ontwricht katholiek gezin met vijf kinderen, vier jongens en een meisje. Nou ja, mijn moeder was een katholieke Brabantse uit Heesch (8-4-1921) en mijn vader een protestantse Zeeuw uit Meliskerke (21-09-1922), die om te kunnen trouwen katholiek is geworden. Het bleef toch ‘ twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’. Heftige en fysieke echtelijke ruzies waren schering en inslag. Op mijn zesde was mijn vader opeens verdwenen en stond mijn moeder er van het ene op het andere moment helemaal alleen voor. Mijn vader was er vandoor gegaan met een jonge meid, die gelijk met mijn moeder zwanger was van hem. Toen mijn hoogzwangere moeder hem met ons opzocht op zijn werk bij de Haagsche Courant, ontkende mijn vader tegenover een collega dat wij zijn kinderen waren met de woorden ‘dat zijn mijn kinderen niet’. Daarna heeft mijn vader nooit meer iets van zich laten horen.

Rond mijn elfde is mijn vader met zijn nieuwe vrouw en hun twee kinderen geëmigreerd naar Australië, waar ik hem uiteindelijk op mijn zevenentwintigste heb opgezocht. Daarna heb ik nooit meer contact met hem gehad. In Australië is mijn vader opnieuw gescheiden en gaan samenwonen met een dertig jaar jongere Fililpijnse vrouw. Mijn vader is op 18 april 2016 overleden.

Op het gedenkplaatje staan naast zijn laatste vrouw Josefina, moet natuurlijk ‘his beloved wife Josefina’ zijn, enkel zijn laatste twee kinderen vermeld. Dat hij in Nederland bij nog twee vrouwen bij elkaar ook nog zeven kinderen had, mocht ook in Australië niemand weten. Ook al was mijn oudste broer van een andere vader, die aan een nierziekte overleed voor zijn kind werd geboren, mijn vader had hem aanvaard als zijn eigen kind. Echter in zijn nieuwe leven bestonden wij voor mijn vader niet meer.

Precies op de dag van mijn moeders 8e verjaardag overleed haar moeder. Haar vader kon het verdriet en de zorg voor zes kinderen in zijn eentje niet aan en belandde al snel in een psychiatrische inrichting, waar hij kind nog kraai had. Werk, gezin en bezittingen was hij kwijt. Opgesloten en afgezonderd van de wereld, leefde hij in grote eenzaamheid. Hij overleed toen mijn moeder achttien was. Zij mocht van de familie niet bij de begrafenis zijn. Door dit alles en door langdurig seksueel misbruik in haar kindertijd (door ’n oom in het gezin waar zij als achtjarige was opgenomen) was mijn moeder zwaar getraumatiseerd en daardoor zeer instabiel.

Als alleenstaande en emotioneel toch al onevenwichtige vrouw kon mijn moeder de zorg voor haar eigen vijf kinderen, ondanks ondersteuning van een maatschappelijk werkster en een goede en lieve huishoudelijke hulp, op geen enkele manier aan. Ik moet zeggen dat Ina, onze huishoudijke hulp, echt geweldig was en heel erg lief. Zij nam het ook altijd op voor de kinderen. Alleen mevrouw Truus Krook, de maatschappelijk werkster, was jammergenoeg erg onprofessioneel. Elke vrijdagmiddag zat zij met mijn moeder, in wat mijn moeder haar boudoir noemde, sherry te drinken, soep te eten en te kletsen alsof zij de beste vriendinnen waren. Wij kregen van deze mevrouw Krook, als we van haar weer eens bij elkaar moesten komen in een zogenaamd kringgesprek, enkel te horen dat we lastige kinderen waren, dat we ons beter moesten gedragen en lief moesten zijn voor onze moeder. Zelf mochten wij niks zeggen, dus van een gesprek was geen sprake.

Zelfs door een zogenaamde professionele hulpverlener werd mijn moeder dus op geen enkele manier gecorrigeerd in haar ongeremde, heftige en onverantwoordelijke gedrag. Naar buiten toe kon zij ook goed toneelspelen en zich presenteren als de lieve, zorgzame moeder, terwijl zij ons in de praktijk niet alleen emotioneel volledig verwaarloosde, maar zich vaak ook afzonderde met een gast in haar boudoir en regelmatig niet thuis was als wij uit school kwamen om ons op te vangen met een kopje thee. Als sleutelkinderen moesten wij dan voor ons zelf zorgen, hetgeen in toenemende mate leidde tot kattenkwaad uithalen en erger. Uiteindelijk ontspoorde het volledig en was er sprake van fysiek afreageren op andere kinderen en winkeldiefstal. Dit natuurlijk tot groot ongenoegen van de buren. Uiteindelijk kwam zelfs de hele buurt in opstand tegen ons gezin, met name met grote gevolgen voor mij en mijn jongere broertje. Later vertel ik daar iets meer over.

Als mijn moeder wel thuis was, liep je als kind altijd op eieren. Je wist nooit wanneer de bom zou ontploffen en er geschreeuwd en geslagen zou worden. Ik moest mijzelf voortdurend beschermen tegen het explosieve en onberekenbare karakter van mijn moeder. Dat deed ik vooral door zo weinig mogelijk thuis te zijn en zoveel mogelijk op straat rond te zwerven of bij de overburen, waar ik mij wel veilig voelde, na school een gezelschapsspelletje te spelen en gezellig een kopje thee te drinken. Op mijn zeventiende heeft mijn moeder mij voor het laatst geslagen. Ik pakte haar bij haar polsen, waarop zij schreeuwde dat ik haar pijn deed en haar los moest laten. Ik zei haar dat ik haar los zou laten, als zij zou stoppen met slaan. Het slaan stopte, maar het schreeuwen bleef tot aan dat ik zelf schteeuwend op mijn negentiende het huis verliet om zelfstandig op kamers te gaan wonen.

Als kind voelde ik mijn moeders pijn en nog voel ik die pijn. Haar pijn is dus ook meteen mijn eigen pijn. Binnen haar vermogen heeft zij alles gedaan wat zij kon. Meer kun je van een mens niet verwachten. Op een koude, donkere, zwaar bewolkte en regenachtige dag is zij op 16 november 2005 in een verpleeghuis te Oegstgeest aan de gevolgen van een longontsteking overleden. Zij koos er zelf voor om geen medicijnen meer te krijgen en wilde er ook geen arts bij. Zij wilde sterven en was er klaar voor. Een paar dagen voor haar dood hebben mijn moeder en ik liefdevol en in vrede afscheid van elkaar genomen. Ik zei haar: ‘Papa en Mama houden van jou. Zij wachten op jou!’ Op het gezicht van mijn moeder kwam een brede glimlach. Zij straalde en heeft nooit meer gesproken.

Na een zwaar en turbulent leven heeft mijn moeder nu haar rust gevonden op begraafplaats Rosenburgh in haar geliefde Voorschoten, waar zij van 1956 tot kort voor haar dood heeft gewoond. Mijn dochter en ik hebben haar het laatste jaar van haar leven, nadat zij meerdere beroertes had gehad, nog tot een maand voor haar overlijden in haar eigen huis mogen verzorgen.

Weliswaar geboren in Dordrecht, ben ik dus vanaf mijn derde min of meer getogen in Voorschoten vlakbij Wassenaar. In Voorschoten woonden wij in een hoekhuis met garage, schuur en een grote tuin in een rustige straat. Totdat op mijn elfde alles uit de hand liep, heb ik het daar, ondanks de onveilige situatie thuis, best naar mijn zin gehad. Veel vrijheid en weer of geen weer altijd lekker buiten spelen. Alleen de eerste zwart-wit televisie bij de familie Seelen wat verderop in de straat, kreeg mij elke woensdagmiddag naar binnen. De uitzendingen werden toen verzorgd door de NTS (Nederlandse Televisie Stichting). Geïnspireerd door de poppenserie ‘Tex Tucker’, een western, maakte ik van lapjes op mijn negende mijn eerste marionetten, een cowboy, een Eskimo, een paard en nog een poppetje dat ik ben vergeten. Mijn moeder heeft ze allemaal in de vuilnisbak gegooid.

In onze tuin trad ik met van alles en nog wat op voor de buurtkinderen. Onze hond liet ik kunstjes doen en met van een buurjongen geleende plastic handpoppen speelde ik vanachter een doek in de schuurdeuropening poppenkast. Oh ja, ik was in die tijd trouwens ook groot fan van nog een andere poppenserie op televisie, ‘Coco en de vliegende knorrepot’ (een vliegend varkentje met een ronddraaiend vlaggetje als staart) van Jaap Molenaar met als poppenspelers Feike Boschma, Ans Wierda en Peter Struycken. Met Feike Boschma heb ik later als poppenspeler veel samengewerkt en heel mooie dingen gedaan.

Op mijn elfde ben ik door meester Lippens, van wie ik elke week straf kreeg, van school getrapt en vervolgens door mijn moeder, samen met een jongere broer, naar een kostschool (Pensionaat Sint Louis) in Weert gestuurd. Zoals eerder gezegd, was er in de buurt al veel gedoe rond ons gezin. Mijn moeder heeft toen twee kinderen opgeofferd om niet al haar kinderen kwijt te raken aan de kinderbescherming. Zo heeft zij toch nog haar gezin min of meer bij elkaar weten te houden. Zij wist als geen ander wat het betekende om als gezin volledig uit elkaar te worden getrokken en waarbij dan elk kind ergens anders werd ondergebracht. Op kostschool heb ik als nummer 199 zes jaar doorgebracht en daar doorgaans een goede tijd gehad met, buiten de les- en huiswerkuren, veel vrijheid en mogelijkheden.

Wel was er helaas sprake van veel seksueel misbruik door verschillende broeders van de ‘Onbevlekte Ontvangenis van Maria’. Ternauwernood ben ik daar zelf gelukkig net aan ontsnapt. Een broeder met de bijnaam ‘broeder Aap’ ging met het maken van foto’s van mij in zijn studio steeds een stapje verder. Ik moest mij stap voor stap ontdoen van een kledingstuk. Toen hij mij vroeg mijn onderbroek uit te trekken, begreep ik wat zijn bedoeling was. Ik kleedde me snel aan en ging er vandoor.

Wel ben ik op mijn elfde en twaalfde meerdere malen zwaar lichamelijk mishandeld door de zeer sadistische en extreem geweldadige broeder Orestus en door een broeder waar ik de naam niet meer van weet. Die laatste is later uitgetreden en getrouwd. Broeder Orestus heeft zelfs ooit een jongen voor de ‘diefstal’ van snoepgoed ter waarde van 5 cent met een billartkeu bont en blauw geslagen. In plaats van dat de ouders van die jongen aangifte deden bij de politie van zware mishandeling, hebben zij de broeders moeten smeken dat hun zoontje maar op kostschool mocht blijven. Bij de gratie Gods gingen de zwartrokken hier uiteindelijk onder tal van voorwaarden mee akkoord. We hadden zelfs een broeder, die we de ‘Stalen Jezus’ noemden. Had geloof ik meer met zijn ijzige voorkomen te maken, dan dat hij er ook daadwerkelijk op los sloeg.

Ik was geen kind voor in de schoolbanken. Met veel tegenzin heb ik op kostschool de laatste twee jaren van de lagere school doorlopen. Daarna wilde ik naar de ambachtsschool om timmerman te worden. Helaas had ik niks in te brengen. Ik zou zogenaamd slim genoeg zijn om de HBS te kunnen doen. Dat ik naar de ambachtsschool wilde, moest wel te maken hebben met te weinig zelfvertrouwen. Ik zou het eerst maar eens moeten proberen op de MULO. Kon ik meteen nog vier jaar op dezelfde kostschool blijven. Wel zo makkelijk. Daarna kon ik altijd nog naar de HBS.

Van de ‘Kleine Cour’ naar de ‘Midden Cour’ en tenslotte naar de ‘Grote Cour’. Op de Grote Cour had broeder José de leiding. Hij was een echte pedagoog en een warme mensen mens. Hij was een soort vaderfiguur voor mij en heeft mij op meerdere manieren gered. Zijn uitgangspunt was vertrouwen. Na kostschool hebben wij altijd contact gehouden. Tot aan zijn dood heeft hij mij als poppenspeler gevolgd en was hij vriend van Pantijn (Stichting Vrienden van Pantijn).

Na nog eens vier vreselijke jaren in de schoolbanken met veel mazzel mijn Mulodiploma gehaald. Ik wist niet eens dat we die dag examen moesten doen. We gingen met de bus van Weert naar Eindhoven. Voor mij voelde het als een schoolreisje. Met mijn diploma op zak mocht ik weer terug naar ‘huis’, naar mijn moeder in Voorschoten om in Denhaag, met nog meer tegenzin, de HAVO-top te doen. Zonder hard te werken toch ook nu weer mijn diploma behaald. Niet verdiend volgens broeder Albertus Magnus, mijn leraar Frans, toen ik in de rij van leerlingen aan de beurt was om door hem gefeliciteerd te worden met het behalen van mijn diploma. Lachend reageerde ik met een ferme handdruk en de woorden ‘Maar ik heb het wel!’. Nu kon ik creatieve therapie drama gaan studeren aan de Sociaal Pedagogische Opleiding Middeloo te Amersfoort. Toen kon ik het huis uit, was eindelijk vrij en werd het leven weer echt leuk.

Meteen nadat ik in 1976 was afgestudeerd als creatief therapeut drama (bachelor vaktherapie) kon ik op voordracht van Mottel Brom (toenmalig directeur Middeloo) op verschillende scholen aan de slag als vakleerkracht drama en sociale vaardigheden. In dat zelfde jaar richtte ik op 6 september Pantijn Poppentheater op. Na vier jaar nam ik overal mijn ontslag om een reis van viereneenhalve maand te kunnen maken door Australië, Maleisië, Indonesië en Bali. Weer thuis gekomen, opende ik eind 1980 mijn eerste vaste poppentheatertje in de Vechtstraat in de Amsterdamse Rivierenbuurt en ging meteen fulltime aan de slag als poppenspeler.

Optreden in Australië tijdens festival in Brisbaine waar ik een korte workshop gaf en ook rondliep met mijn ‘Box Theatre’ (1980)

In 1981 en 1982 liep ik stage op de afdeling poppentheater en decorbouw van de Praagse Theaterschool (DAMU). Ik specialiseerde mij al snel als poppenspeler in het eeuwenoude Jan Klaassenspel en heb samen met musicus Klaas Bakker het genre weer nieuw leven ingeblazen als vorm van straattheater voor jong en oud met serieuze maatschappelijke thema’s. Van 1981 tot 2001 was ik Poppenspeler van de Dam.

Nog altijd bedenk ik nieuwe stukken voor de poppenkast, geef af en toe nog een lezing in de vorm van een theatrale presentatie en schrijf over het Europese Volkspoppentheater en de Nederlandse Jan Klaassen.

Vanaf vrijwel het begin van mijn carrière als poppenspeler heb ik intensief samengewerkt met Hetty Paërl (1931-2020), die veel heeft gepubliceerd op het gebied van volkspoppentheater, waaronder ‘Jan Klaassen is in het land’ over de Poppenkast op de Dam, ‘Heerekrintjes’ over Jan Klaassen en Katrijn en hun buitenlandse soortgenoten, en ‘Pulcinella – Het mysterieuze spiegelbeeld van de mens’. In 1981 schreef Hetty Paërl voor UNIMA CENTRUM NEDERLAND het boekje ‘Ontwikkeling in het poppenspel in Nederland’. Hetty Paërl besteedt uitgebreid aandacht aan hoe de oude traditie van het Jan Klaassenspel bij Muziekpoppentheater Pantijn nieuwe inhoud krijgt met bijvoorbeeld voorstellingen over de neutronenbom, de gezondheidszorg, racisme, de veelkleurige samenleving en autoritaire regimes, zoals in Turkije, waar toen nog de doodstraf werd uitgevoerd. In de poppenkast van Pantijn vertoonde ik toen de klassieke scène met de galg en de Beul van Haarlem. Alleen nu met Karagöz als Turkse neef van Jan Klaassen in de hoofdrol en de Beul van Istanbul als tegenspeler.

Hetty Paërl met een beeldje van Pulcinella (collectie Jan Klaassen Museum)

Eerder gaat Hetty Paërl in haar inleiding uitgebreid in op de teloorgang van het Jan Klaassenspel als theatervorm voor jong en oud en hoe het begin vorige eeuw is verworden tot een flauw spelletje voor in de kinderkamer en op feesten en partijen. Tegelijkertijd geeft zij aan dat ook poppenspel voor kinderen qua vorm en inhoud van niveau moet zijn en aan bepaalde kwaliteitseisen moet voldoen. Dat gold toen, maar natuurlijk ook vandaag. Hetty Paërl zei in 1981 dat het niet was te voorzien of de poppenkast met Jan Klaassen ooit weer zou opbloeien.

Met mijn werk als poppenspeler, theaterdocent, coach en regisseur en als oprichter van de Jan Klaassen Academie heb ik mijn best gedaan het genre voor jong en oud nieuw leven in te blazen met volwassen voorstellingen verbonden met de actualiteit. Helaas moet ik constateren dat dit niet is gelukt. Mede dankzij mijn jarenlange inspanningen zijn er nu wel meer ‘Jan Klaassenspelers’, echter richten zij zich helaas enkel op kinderen en dan ook nog eens zonder zich met serieuze maatschappelijke thema’s bezig te houden. De volwassenen in het publiek zijn er slechts bij als begeleider van de kinderen en lachen als de kinderen lachen. De poppenkast met Jan Klaassen in de hoofdrol als inhoudsloos vermaak, waarbij niets of niemand serieus wordt genomen, ook de kinderen niet. Zelfs een weekblad als de Donald Duck doet dat qua inhoudelijke thema’s vele malen beter.

Het begint er natuurlijk mee dat iemand die het vak van poppenspeler wil gaan uitoefenen, op de eerste plaats zichzelf serieus moet nemen en bereid moet zijn om elke dag keihard en gedisciplineerd te werken aan een geweldige voorstelling door uit te gaan van een goed script, een professionele poppenkast, poppen en attributen. Een strakke organisatie en gedegen repetities onder leiding van een professionele regisseur zijn vervolgens noodzakelijk om uiteindelijk tot een bevredigend resultaat te komen.

Voor veel hedendaagse ‘poppenspelers’ valt er dus niet alleen heel wat te verbeteren waar het gaat om ambachtelijke kennis en technische vaardigheden maar ook aangaande vorm en inhoud. Dan heb ik het nog niet eens over de training van het lichaam qua kracht, souplesse en uithoudingsvermogen. Poppenspel is topsport! Ga maar eens kijken bij een dansopleiding aan bijvoorbeeld de Academie voor Theater en Dans van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, waar ook de Nationale Balletacademie onder valt.

Vandaag de dag hebben de meeste figuren die zich poppenspeler durven te noemen nog steeds niet de minste theaterachtergrond en nog nooit serieus met een professionele regisseur gewerkt en rommelen feitelijk maar wat aan met vaak héél slechte en niet te aanschouwen voorstellingen tot gevolg. En om het nog wat erger te maken, bedenken de meesten zelf niks nieuws, maar apen elkaars succesnummertjes simpelweg na. Het kan dan zomaar gebeuren dat je tijdens een Poppenspelfestivalletje met verschillende poppenkastvoorstellingen achter elkaar naar vrijwel dezelfde spelletjes zit te kijken.

Poppenspel is een serieus vak, waarvoor je bijvoorbeeld in Tsjechië vier jaar naar de Theaterschool (DAMU, Praag) moet. Pas na vier jaar studie, zeldzame en talenvolle uitzonderingen daargelaten, begint het echte werk en kan iemand zich gaandeweg ontwikkelen tot een goede en professionele poppenspeler. Hier denkt iemand al snel dat ie er al is als ie een of ander basiscursusje van een paar middagen heeft gevolgd. Poppenspel heeft, net als alle andere theaterdisciplines, een serieuze opleiding op HBO-niveau nodig!

Met Klaas Bakker vormde ik ‘Muziekpoppentheater Pantijn’ (1978 tot in 1987). Tegelijkertijd werkte ik in 1982 als acteur en poppenspeler voor Theatergroep Shuttle waar we onder regie van Flip van Duin de voorstelling ‘Minoes’ maakten naar het boek van zijn moeder Annie M.G. Schmidt. Omdat mijn werk voor deze groep niet meer viel te combineren met alle voorstellingen van Pantijn, ben ik hiermee gestopt en heeft Servaes Nelissen mijn rol overgenomen.

Samen met Klaas Bakker heb ik met Muziekpoppentheater Pantijn mooie voorstellingen gemaakt, waaronder een familieconcert met poppenspel ‘Sonate voor twee piano’s en slagwerk’ van Bela Bartok ‘ en het poppenspel ‘Tibi en de Buso van het Grote Woud’. Onze eerste voorstelling met Jan Klaassen en Katrijn was het traditionele verhaal met de Generaal, de Dood van Pierlala en de Duivel. Van daaruit hebben we onze eerste actievoorstelling ‘Jan let op!’ gemaakt tegen de neutronenbom (première Dam), daarna als grote theatervoorstelling ‘Sloophamer BV’ over de kraakbeweging en het speculeren met woningen (première Palonizaal Centrum Bellevue) en als onze laatste gezamenlijke voorstelling ‘Feest voor iedereen’ (regie Henk Tjon en Rufus Collins) over de veelkleurige samenleving, aanleiding was de racistische moord op de vijftienjarige Antilliaanse Kerwin Duinmeijer (première Soeterijn Theater Tropenmuseum).

Tussendoor veel eenmalige actievoorstellingen gemaakt en gespeeld met onderwerpen als anti-fascisme, vrouwen voor vrede, milieu, tegen kernenergie en voor organisaties als de Stop de Neutronenbombeweging, het 4-5 mei Comité, het Nicaragua Comité, Medisch Comité Angola, tegen de militaire regimes in Turkije, Chili en Argentinië en vele spontane protestacties zoals bijvoorbeeld het protest tegen de bouw van de Stopera en de afbraak van de Nieuwmarktbuurt ten behoeve van de aanleg van de metro.

Met Klaas Bakker (1953), Hetty Paërl en Theo Kamphoff (1926 – 1998) gaven we in1986 vanuit de Stichting Vrienden van Pantijn het blad ‘Pekel’ uit. Dit was een periodiek over het Europese volkspoppentheater. Samen met Klaas Bakker en marionettenspeler Feike Boschma (1921-2014) hebben we voor het Theater Instituut Nederland in 1986 een film gemaakt over de handpoppen en marionetten van Janus Cabalt, de eerste poppenspeler van de Dam.

In 1987 stopten Klaas Bakker en ik onze samenwerking. Voor het Holland Festival heb ik toen de theatervoorstelling ‘Globetrotter – De wereld springt op krukken’ gemaakt (regie Rufus Collins en Henk Tjon – techniek Klaas Boschma) over racisme, armoede, vervuiling van het heelal en een wereld in oorlog, de nachtmerrie van de poppenspeler met figuren als Thatcher, Reagan, Gorbatsjov, Botha en Khomeinie (première in de Kleine Komedie). De poppen voor deze voorstelling zijn door mij samen met Eliane Attinger en Josje Lambregts gemaakt. Na deze theatervoorstelling heb ik nog een tijdje met verschillende muzikanten op de Dam en elders op straat gewerkt, waaronder met de accordeonisten Peter van Os en Loes Mellink.

In 1991 ben ik als Jan Klaassenspeler solo verder gegaan tot in 2001. Ik heb door heel Nederland met mijn poppenkast opgetreden. Ook veel in het buitenland gespeeld, waaronder Australië, Suriname, Spanje, Portugal, Italië, Oostenrijk, Polen, Tsjechië (toen nog Tsjecho-Slowakije), Slowakije en België. Begin 2001 ben ik gestopt als poppenspeler van de Dam en meteen ook als Jan Klaassenspeler.

Ik was moe gestreden en volledig op. Inspiratie en motivatie waren ver te zoeken. Aan nieuwe verhalen, laat staan het maken van nieuwe poppen, kwam ik niet meer toe en had er ook geen zin meer in. Ver afgedreven van mijn oorspronkelijke begeestering en idealen, voelde ik mij niet meer dan een broodspeler, die als een afgerichte circusaap aan een riem met halsband telkens hetzelfde kunstje moest vertonen. Zo kon ik geen eerlijke relatie meer met mijzelf, mijn poppen en verhalen aangaan en daardoor al helemaal niet meer met mijn publiek. Tijd om ermee te stoppen. Mijn geweldig talentvolle en humoristische leerling Misha Kluft heeft het stokje toen van mij overgenomen. Zie foto hieronder.

Van eind 2000 tot in 2010 heb ik mij, in samenwerking met Feike Boschma, vooral bezig gehouden met marionettenspel. Toen in 2008 mijn opvolger Misha Kluft gevloerd werd door een burnout en moest stoppen met de Poppenkast op de Dam, heb ik eind 2008, vanuit een groot gevoel van noodzaak en urgentie, weer een poppenkast gebouwd en nieuwe poppen gemaakt voor het Jan Klaassenspel en ben ik, opnieuw geïnspireerd en gemotiveerd, weer actief met Jan Klaassen en het volkspoppentheater aan de slag gegaan, heb ik in 2009 de Jan Klaassen Academie opgericht en ben ik in het voorjaar van 2010 begonnen met het opleiden van Jan Klaassenspelers. Want wat heb je aan de Dam als mooiste podium, als niemand de poppenkast met Jan Klaassen kan vertonen?

Interview Een Vandaag in 2009 met Wim Kerkhove en Hetty Paërl naar aanleiding van het stoppen van Misha Kluft als Poppenspeler op de Dam. Tevens een oproep voor een nieuwe Poppenspeler.

Artikel van Corrie Verkerk in het Parool naar aanleiding van het stoppen van Misha Kluft als Poppenspeler van de Dam en mijn zoektocht naar nieuwe poppenspelers: https://www.parool.nl/kunst-media/gezocht-poppenspeler-op-de-dam~b5293531

Met mijn goede vriend Bart van den Bos maak ik weer even een sprongetje terug in de tijd. Met Bart ben ik in 1996 begonnen aan de bouw van Theater Pantijn in de Sint Pieterspoortsteeg, een zijsteeg van theaterstraat de Nes, vlakbij de Dam. In 1997 de deuren geopend van het nieuwe theater, waar ik veel heb gerepeteerd, voorstellingen heb gegeven en we met verschillende mensen lezingen hebben verzorgd over het Europese volkspoppentheater. In april 2001 ben ik gestopt met het vaste theater en heb ik het overgedragen aan het Parool. Na een aantal jaren te hebben gedraaid als Parool Theater, bestaat het nu sprankelend voort als Torpedo Theater. In 2022 vierden wij het 25-jarig bestaan.

Zoals eerder al gezegd, ben ik vanaf eind 2000 intensiever gaan samenwerken met Feike Boschma met wie ik nog drie voorstellingen met marionetten en andere poppen heb gemaakt en gespeeld, ‘Het Leven van Jan Klaassen’, ‘Dansende Dood’ en ‘Cirque des Étoiles’ (2001, 2002, 2004, 2007). Tot in 2008 hebben wij nog samen gewerkt aan de nieuwe productie ‘Jan Klaassen – De man met de poppenkast‘, waarvan ik een eerste presentatie heb gegeven tijdens een congres op een Internationaal Poppenspelfestival in Slowakije ( 3 – 5 september 2009). Eind 2009 begin 2010 heb ik met Feike Boschma nog gewerkt aan de filmopname van onze marionettenvoorstelling ‘Dansende Dood’ (2002) (filmer: Metje Blaak – locatie: Parool Theater (voorheen Theater Pantijn en nu Torpedo Theater). In dat zelfde jaar is ‘Dansende Dood’ ook verfilmd door Abderrazak Mouffid in de studio van Public Cinema in Broedplaats De Vlugt.

Van 1980 tot 2023 maakte ik zelfstandig of in samenwerking met anderen vele producties op maatschappelijke thema’s en organiseerde verschillende festivals. Ook heb ik speciale opdrachten uitgevoerd voor het Theater Instituut Nederland, de Stichting Bijzondere Kunstmanifestaties (Holland Festival), het Amsterdams Historisch Museum (nu Amsterdam Museum), het Tropenmuseum (nu Wereldmuseum) te Amsterdam en het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen. In 2022 heb ik samen met musicus en oud compagnon Klaas Bakker nog twee filmpjes gemaakt als protest tegen de Russische inval in Oekraïne, ‘Slava Ukraini’ en ‘The General’. Zie linkje YouTube:

‘THE GENERAL’ EN ‘SLAVA UKRAINI’ VAN WIM KERKHOVE OP YOUTUBE’

Zie foto’s hieronder van mij aan het werk tijdens opnames en repetities met hand- en stokpop (Jan Klaassen en de Dood van Pierlala) en marionetten (Het Meisje en de Dood) voor ‘The General’ en ‘Slava Ukraini’.

Als spelbegeleider roleplaying was ik in 1991 en 1992 werkzaam voor het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen, waar ik ook vele jaren heb opgetreden met mijn poppenkast. Als vakdocent poppenspel en objecttheater werkte ik tot 2001 vele jaren voor de Hogeschool IJselland te Deventer. Tot in 2023 was ik als coach en regisseur betrokken bij verschillende culturele organisaties en theatergezelschappen.

In 2002 heb ik de postacademische opleiding Management Culturele Instellingen (Hoge School voor de Kunsten, Utrecht) afgerond. Vervolgens ben ik gaan werken als zakelijk leider en hoofd opleiding van de Stichting Global Clowns for Global Peace (voorheen de Nederlandse Clowns Stichting) en heb ik bijgedragen aan de verdere professionalisering en verbreding van deze organisatie (2002-2004). Samen met René Kres (mimespeler en directeur Global Clowns) een Optocht voor Dwazen georganiseerd, waarbij René Kres op een kromme stok als Profeet-Dwaas voorop ging. René en ik zijn nog altijd goed bevriend met elkaar. Om de paar weken zitten we met een kopje thee een aantal uren bij elkaar om over van alles en nog wat te praten. Wereldvrede is steevast het belangrijkste onderwerp. In de zomer van 2023 vierden we met familie en vrienden de 80e verjaardag van René.

Van 2006 tot in 2007 heb ik gestudeerd aan de Educatieve Hogeschool van Amsterdam voor leraar Nederlands en als onbevoegd leraar Nederlands lesgegeven op de Meergronden (lwoo/vmbo-afdeling van het openbaar voortgezet onderwijs) te Almere.

Zoals al eerder aangegeven heb ik in 2009 de Jan Klaassen Academie opgericht en ben ik in het voorjaar van 2010 gestart met de eerste lichting leerlingen. In het totaal heb ik deze cursus vijf keer georganiseerd. Deelnemers 1e Jan Klaassen Academie: Gitta Lichthart (Poppentheater Anansi), Frans Hakkemars (Poppentheater Frans Hakkemars), Alda Loeffen (Poppentheater Alda Loeffen), Frouke van Zomeren (Poppentheater De Kleine Zon), Wini van Maarle en Erik van Ophem. Zij kregen als bewijs van deelname aan de cursus van de Jan Klaassen Academie, bij minimaal 80 % aanwezigheid, allen een certificaat. Het echte werk moest toen natuurlijk nog beginnen met jarenlang gedisciplineerd oefenen en vooral heel veel spelen voor publiek.

Katrijn en Jan Klaassen van Wim Kerkhove (collectie Amsterdam Museum)

Jammergenoeg zijn er nu poppenspelers die zich na vijf lessen bij een sterk afgeslankte Jan Klaassen Academie gecertificeerd of gediplomeerd Jan Klaassenspeler durven te noemen. Pure volksverlakkerij door charlatans. Eerder bestond de Jan Klaassen Academie uit veel thuisstudie, tien lesmiddagen en twee terugkomdagen. Iedereen snapt dat zelfs dit onvoldoende is om echt een vak te leren. Met de Jan Klaassen Academie heb ik het tegenovergestelde bereikt van wat ik wilde bereiken. Door een heel leger van deelnemers aan de Jan Klaassen Academie is Jan Klaassen weer verworden tot een deugende braverik en opnieuw veroordeeld tot een treurig en troosteloos bestaan in de kinderkamer en mag hij weer de trieste en gecastreerde clown uithangen op kinderfeestjes en partijtjes. De tere kinderziel mag vooral niet worden gekwetst. Hiermee is de enige échte Jan Klaassen vermoord en begraven!

Nog steeds hoop ik erop dat er een Jan Klaassenspeler opstaat, die de enige échte Jan Klaassen uit zijn graf trekt en Jan Klaassen op tragikomische wijze laat doen wat ie moet doen, namelijk zich bemoeien met de samenleving en samen met een publiek van jong en oud lachen om de gedeelde dagelijkse sores en zo iedereen een hart onder de riem te steken.

In de satirische poppenkast van Jan Klaassen moet het op humoristische wijze gaan over armoede, de voedselbank, het toeslagenschandaal, huurschuld, schimmelwoning, wooncrisis, drankmisbruik, echtelijke ruzies, immigratie, vluchtelingen, asielzoekers, discriminatie en ga zo maar door tot aan de oorlogen in Oekraïne, Gaza en waar dan ook ter wereld. Als je dat als poppenspeler allemaal niet wil en je niet wil commiteren aan de wereld, blijf dan van Jan Klaassen af. Als je enkel voor kinderen wil spelen en probleemloos en inhoudsloos vermaak je doel is, neem dan een of andere clown als hoofdfiguur in je poppenkast.

Op de foto hierboven Egon Adel met de kunstzinnige en prachtige poppen gemaakt door Janne-Maaike Gerlofs

Egon Adel, de huidige poppenspeler op de Dam, was één van de deelnemers aan de 3e Jan Klaassen Academie. Na deze 3e Jan Klaassen Academie in het voorjaar van 2012 had ik voldoende poppenspelers de basisprincipes van het Jan Klaassenspel bijgebracht om de poppenkast weer terug te kunnen brengen op de Dam. Ik nam hierin de leiding en de eindverantwoordelijkheid voor zowel de zakelijke organisatie als het artistieke gedeelte en daarmee de uiteindelijke selectie en begeleiding van poppenspelers. Cultureel ondernemer Fred Stammeshaus nam het financiële deel voor zijn rekening.

Binnen de kortste keren had Fred een hoofdsponsor gevonden en had ik samen met een timmervrouw, naar mijn beproefde ontwerp, een nieuwe poppenkast gebouwd. Dick Wout bedacht en schilderde het frontispiesje (bovenstukje) voor de nieuwe poppenkast en Janne-Maaike Gerlofs bekleedde het poppenkastframe vakkundig met streepjesstof en naaide de gordijntjes. Janne-Maaike maakte eerder ook van restmaterialen de eerste poppen voor Egon Adel, die in 2012 deel uitmaakte van een grote groep poppenspelers, waarmee we de poppenkast, na vier jaar afwezigheid, feestelijk terug lieten keren op de Dam. Al mijn leerlingen van de Jan Klaassen Academie, die beschikten over voldoende ambachtelijke basisvaardigheden, heb ik toen in de nieuwe Poppenkast op de Dam de kans gegeven zich te bewijzen als Jan Klaassenspeler.

Frouke van Zomeren met haar Jan Klaassen

Egon Adel en Frouke van Zomeren waren na het eerste seizoen dat de poppenkast weer terug was op de Dam, de enigen die aan de basiseisen, waaronder twee in de basis acceptabele verhaaltjes, voldeden en als team door konden gaan. Twee mooie en échte Jan Klaassenvoorstellingen van Frouke van Zomeren heb ik mogen regisseren. Frouke pakte alles enorm professioneel aan en begreep als geen ander wat het échte Jan Klaassenspel inhoudt. In de praktijk maakte zij dat als enige poppenspeler met Katrijn’s gang naar de voedselbank en problemen met de huisbaas thematisch en qua spel ook voor de volle honderd procent waar. Nadat Frouke in 2017 helaas stopte als poppenspeler op de Dam, bleef Egon Adel als enige poppenspeler op de Dam over, hetgeen het bedrijf meteen weer net zo kwetsbaar maakte als toen ik en mijn voorganger Daan Kersbergen in ons eentje de poppenkast op de Dam vertoonden. Selfie hieronder samen met Egon Adel.

Voor een toekomstbestendige Poppenkast op de Dam hebben we echt een team van gedreven, goede en professionele poppenspelers nodig (zie ook de pagina over de Poppenkast op de Dam) en is een goed draaiende stichting met een onafhankelijk bestuur van levensbelang.

In de zomer van 2018 ben ik, na zeven jaar onderdeel te zijn geweest van het bestuur, afgetreden als voorzitter van de Stichting Poppenkast op de Dam. In dat zelfde jaar vierden we op zondag 19 augustus 125-jaar Poppenkast op de Dam en mocht ik uit de handen van locoburgemeester Rutger Groot Wassink de erepenning van de stad Amsterdam in ontvangst nemen voor de Poppenkast op de Dam. Een geweldige eer natuurlijk en een mooie waardering voor mijn inzet en die van mijn voorgangers en mijn opvolgers. Als kers op de taart kreeg ik vanuit het stadhuis van de PvdA-fractie een fantastische mooie bos bloemen thuis bezorgd. Wat een feest.

’s Avonds heb ik ter gelegenheid van het 125-jarig jubileum in mijn oude theatertje in de Sint Pieterspoortsteeg samen met musicus en oud compagnon Klaas Bakker voor een enthousiast publiek nog een leuk programma verzorgd met liedjes uit het repertoire van Muziekpoppentheater Pantijn door Klaas achter de piano en door mij op het podium met een moppie poppenspel. Alex Gottlieb filmde mij met zijn smartphone: Jan Klaassen en Buurman Boef in het Torpedo Theater

Voor meer informatie over de Jan Klaassen Academie, de Poppenkast op de Dam en andere onderwerpen schrijf ik regelmatig uitgebreid een nieuwe pagina of actualiseer ik bestaande pagina’s. Hou daarvoor de website regelmatig in de gaten. Een overzicht van onderwerpen waaraan ik werk, vindt u in het menu onder de kop ‘PAGINA’S IN VOORBEREIDING’

Om mijn archief en allerlei poppenkastparafernalia een plek te geven en toegankelijk te maken voor publiek heb ik op zaterdag 10 oktober 2015 het Jan Klaassen Museum in Broedplaats de Vlugt geopend.

https://www.parool.nl/nieuws/jan-en-katrijn-krijgen-hun-eigen-museum-in-amsterdam-nieuw-west~b0220e8d/?referrer=https://www.google.com/

Enkele jaren na de opening heb ik het Jan Klaassen Museum verhuisd van Broedplaats De Vlugt in Amsterdam Nieuw West naar mijn woning in Amsterdam Oost en heb ik het, van wat er nog over was van het museum, begin 2024 vrijwel geheel fysiek ontmanteld. Veel boeken over poppenspel heb ik geschonken aan de Poppenspelbibliotheek van de Nederlandse Vereniging voor het Poppenspel in Haarlem. Eerder had ik al van alles en nog wat, waaronder veel boeken, ondergebracht bij het Poppenspelmuseum in Vorchten. Het Amsterdam Museum heeft mijn poppen, attributen en poppenkast waarmee ik optrad op de Dam. Gelukkig heeft het Stadsarchief Amsterdam het grootste deel van mijn papieren archief. Verder heb ik enorm veel poppen, poppenspelboeken en poppenkastspullen uit mijn verzameling geschonken aan de Stichting Poppenkast op de Dam en ook veel simpelweg weggegeven aan kinderen op straat en andere geïnteresseerden, maar ook rücksichtlos veel door mijzelf, Feike Boschma en anderen gemaakte poppen weggegooid in de vuilcontainer.

Je kan niet alles zelf bewaren en musea hebben een streng collectiebeleid. Zij wijzen meer af dan dat zij aannemen. Het Poppenspelmuseum in Vorchten was voor veel poppenspelers tientallen jaren lang een ‘dumpplaats’ voor hun niet meer gebruikte poppen en alles wat daar mee te maken had. Veel is nooit verder gekomen dan de dozen in de opslag van het museum. Nu Otto van der Mieden, directeur-conservator, op 1 februari 2024 onverwacht is overleden, weet niemand wat ze met zijn enorme collectie aanmoeten.

Otto van der Mieden (1945-2024)

Het is in alle opzichten echt moeilijk om als poppenspeler van je poppen af te komen. Zo had ik ergens in 1998 handpoppen in een vuilniszak gestopt en vlakbij mijn theatertje in de Sint Pieterspoortsteeg op de Oudezijds Voorburgwal gezet. Veel later, op Koninginnedag, werden diezelfde poppen aangeboden in de Kinkerstraat vlakbij de Borgerstraat waar ik toen woonde. Ik heb maar niet gevraagd wat de verkoper ervoor wilde hebben en ben snel doorgelopen naar huis. Beter kun je het overlaten aan de tand des tijds, het langzame verval. Zo heb ik met Feike Boschma, een paar jaar voor zijn overlijden, zijn opslagkelder op de Gelderse Kade leeggeruimd. Overal zat de mot in en veel was aangetast door vocht en aangevreten door muizen en zilvervisjes. Meer dan de helft konden we aan de straat zetten. Scheelde wel met verhuizen van de spullen en zo hoefde er meteen minder opgeslagen te worden in het onderstukje van zijn woning aan de Kromboomsloot. Bleef er voor ons ook nog wat ruimte over om te repeteren. Wel tientallen jaren € 125,00 per maand betaald voor opslag. Reken maar uit!

Mijn eigen huis is eerlijk gezegd, ondanks wat ik allemaal al heb weggedaan, in zekere zin meer opslag dan woonruimte. Mijn dochter noemt het een kringloopwinkel. In elke kamer staan kasten vol met vooral boeken, zo’n veertienhonderd van strip tot prentenboek en jeugdliteratuur en van roman en poëzie tot kookboeken en naslagwerken en studieboeken theater, psychologie, sociologie, management, kunst, cultuur, politiek, filosofie en spiritualiteit. Elke maand gaan er weliswaar boeken uit, maar er komen net zo hard weer nieuwe boeken in. Het ene boek veroorzaakt vaak weer het andere boek. En dan te bedenken dat ik als kind een hekel had aan lezen. Wel was ik altijd al gek op strips en prentenboeken en hield ik van taal in de vorm van het gesproken woord en werd ik graag uit mooie boeken voorgelezen. Ik ben enigszins begonnen met zelf actief en met plezier lezen rond mijn twintigste met Tolkien’s ‘In de ban van de ring’. Pas tijdens mijn studie voor leraar Nederlands, op mijn zesenvijftigste, is uiteindelijk mijn grote liefde voor lezen en daarmee boeken ontwaakt. Met veel dank aan geweldig goede en gepassioneerde docenten.

En dan zwerven er door mijn hele huis ook overal nog wel wat poppen rond en heb ik evenzogoed nog ’n hele wand met marionetten en twee kasten met handpoppen, wat attributen kleine theatertjes en theater- en poppenkastboeken. En de logeerkamer anex kantoor is een soort Wayangkamer met best nog wel veel wayangpoppen en maskers. De poppen die ik de laatste vijftien jaar (sinds 2009) heb gemaakt en waarmee ik de afgelopen jaren heb opgetreden, zitten allemaal nog in de koffers waarmee ik de laatste jaren nog heb gereisd.

Op deze website zal ik zoveel mogelijk materiaal delen van wat ik mij zelf nog kan herinneren en van wat ik fysiek aan materiaal nog in huis heb en verder alles wat ik eerder heb gedigitaliseerd en wat mijn zoektocht oplevert aan nieuwe inzichten en ideeën. Naast mijn eigen website verwijs ik naar de websites van het Amsterdam Museum, Theater Instituut Nederland, het Stadsarchief Amsterdam en de digitale bibliotheek van het Poppenspe(e)lmuseum van Otto van der Mieden. Hiermee gaat het Jan Klaassen Museum als het ware door als een digitaal museum. Zo zet ik in zekere zin het gezamenlijke levenswerk voort van mij, Hetty Paërl en Otto van der Mieden. Met ons drieën deelden wij een diepe passie voor het échte Jan Klaassenspel. Net als Hetty en Otto blijf ik al mijn kennis liefdevol schenken aan de wereld.

JAN KLAASSEN IS NIET DOOD, HIJ LEEFT!

De laatste jaren heb ik voornamelijk gewerkt als coach en regisseur poppentheater. Als theatermaker ben ik vooral nog actief geweest in mijn eigen buurt als de Verhalenman van Oost en af en toe nog als poppenspeler. Samen met Egon Adel ook nog ’n aantal keer met mijn nieuwe poppen opgetreden in het buitenland (Spanje, Polen, Slowakije).

Ook al ben ik niet meer echt actief als poppenspeler, ik blijf mij natuurlijk altijd betrokken voelen bij de Poppenkast op de Dam en Jan Klaassen. In de coronatijd mocht de poppenkast niet op de Dam staan en heb ik Egon Adel geholpen met de scripts voor een achttal poppenfilmpjes. Deze filmpjes kunnen nog steeds rechtstreeks worden bekeken via YouTube of via de website van de Stichting Poppenkast op de Dam. Als kunst- en cultuurmanager heb ik vanuit de coulissen de Stichting Poppenkast op de Dam ook nog kunnen adviseren met betrekking tot het voor de Poppenkast op de Dam en Jan Klaassen verkrijgen van de erkenning tot cultureel erfgoed. Dat is dus gelukt! In 2023 heb ik ook nog mogen helpen met het schrijven van een persbericht als actie voor het vinden van een nieuwe hoofdsponsor. Daar zijn gelukkig geweldig positieve reacties op gekomen, waardoor de Poppenkast op de Dam in elk geval voorlopig financieel weer verder kan en er zelfs wellicht ook perspectief is op uitbreiding van het aantal speeldagen, naast de zondagen dan ook op de woensdag en de zaterdag. Dat zou echt fantastisch zijn! De Rotterdamse Poppenkast op het Binnenwegplein heeft dat prima voor elkaar. Het hele seizoen drie dagen per week poppenkast. In Rotterdam werken vier poppenspelers samen in een team, zodat zij elkaar af kunnen wisselen. Zij hebben zich georganiseerd in een coöperatieve vereniging.

Even weer terug naar mijzelf. Deze pagina gaat uiteindelijk over ‘De weg van Wim’. Ook al is de poppenkast onlosmakelijk onderdeel van wie ik ben en wat mij beweegt in het leven, voor mij is het altijd middel en geen doel. Voor mij gaat het op de eerste plaats om mijn betrokkenheid bij mens en samenleving. Nu voor mij de poppenkast, mede door slechthorendheid, reuma, carpaaltunnelsyndroom en andere lichamelijke beperkingen, als fysiek middel steeds meer weg is komen te vallen, ben ik op zoek gegaan naar hoe ik mij toch nog kan inzetten voor wat ik belangrijk vind in het leven. Vanwege dat ik slecht ter been ben en nooit zeker weet of en wanneer ik over voldoende energie beschik, heb ik het zo dicht mogelijk bij huis gezocht en gekeken of ik iets kon doen voor mijn directe omgeving, mijn eigen buurt. Zo kwam ik terecht bij mijn eigen Partij van de Arbeid. Als contactpersoon Oud-Oost PvdA Amsterdam ondersteunde ik van april 2018 tot in maart 2021 als medewerker de PvdA-fractie Stadsdeelcommissie Amsterdam Oost. Van 1 juli 2022 tot 1 juli 2023 was ik fractieondersteuner PvdA Stadsdeelcommissie Amsterdam Oost. Zie foto hieronder van mij samen met leden van de Stadsdeelcommissie Maxim van Boven en Alexander Versteeg.

Verder heb ik mij als betrokken Amsterdammer en libero de afgelopen jaren op eigen wijze als vrijwilliger ingezet voor mijn buurt en de stad, onder andere als buurtgids, lid werkgroep toegankelijkheid Onbeperkt Oost, lid Ouderen Advies Raad, voorlezer bij de VoorleesExpress, lid kernteam Alle Kleuren Oost en adviseur kunst en cultuur Stichting Genieten in Oost (activiteiten- en ontmoetingsplek voor de buurt in het Stadsdeelkantoor). Mijn aandacht gaat vooral uit naar jongeren, ouderen en toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Daarnaast zijn voor mij belangrijke thema’s: verborgen armoede, eenzaamheid, diversiteit, seksisme, geweld tegen vrouwen, homofobie, vreemdelingenhaat, antisemitisme, discriminatie en racisme, wonen, groen in de buurt, speelvoorzieningen kinderen en een schone en veilige buurt. Als mens en kunstenaar zal ik mij op alle fronten in blijven zetten voor een betere wereld, voor internationale solidariteit en wereldvrede.

Samen met Arjen Berkvens heb ik mij in 2020 succesvol met een petitie (meer dan 2200 handtekeningen) ingezet voor het behoud van de buurtbieb aan de Linnaeusstraat. Woensdag 16 december 2020 de handtekeningen in het stadhuis aangeboden aan Touria Meliani, wethouder Kunst en Cultuur. Bezuinigingen van de baan. De buurtbieb gered!

In 2022 met buurtbewoners, ondernemers en het stadsdeel een prachtig diversiteitskunstwerk (kunstenaar Enzo Pérès-Labourdette in het rode pak) gerealiseerd in de spoorwegonderdoorgang tussen de Eerste van Swindenstraat en de Javastraat in Amsterdam, ‘Samen zijn wij Oost’.

Wim Kerkhove

© Copyright 2024