DE WEG VAN WILHELMUS

De weg van Wilhelmus is het persoonlijke verhaal van mijn vroegste jeugd tot en met mijn studie creatieve therapie drama en van poppenspeler tot kunst- en cultuurmanager.

Op 18 februari 1953 werd ik geboren in Dordrecht en kreeg ik de namen Wilhelmus, Ludovicus, Antonius, Maria. Als Wim Kerkhove ga ik sindsdien door het leven. Wim komt dus van Wilhelmus, waarvan de oorsprong Wilhelm is, een Germaanse jongensnaam. Het eerste deel, ‘wil’, betekent ‘wil, wilskracht, streven’. ‘Helm’ staat voor ‘beschermer’, maar ook voor ‘koning’. De naam betekent dus iets als ‘wilskrachtige beschermer’.

Wilskracht en de noodzaak mijzelf te beschermen, waar mijn ouders dat niet deden en ook niet konden, was van levensbelang om als kind heel en overeind te kunnen blijven in een ontwricht katholiek gezin met vijf kinderen, vier jongens en een meisje. Nou ja, mijn moeder was een katholieke Brabantse uit Heesch (8-4-1921) en mijn vader een protestantse Zeeuw uit Meliskerke (21-09-1922), die om te kunnen trouwen katholiek is geworden. Het bleef toch ‘ twee geloven op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’. Heftige en fysieke echtelijke ruzies waren schering en inslag. Op mijn zesde was mijn vader opeens verdwenen en stond mijn moeder er van het ene op het andere moment helemaal alleen voor. Mijn vader was er vandoor gegaan met een jonge meid, die gelijk met mijn moeder zwanger was van hem. Toen mijn hoogzwangere moeder hem met ons opzocht op zijn werk bij de Haagsche Courant, ontkende mijn vader tegenover een collega dat wij zijn kinderen waren met de woorden ‘dat zijn mijn kinderen niet’. Daarna heeft mijn vader nooit meer iets van zich laten horen.

Rond mijn elfde is mijn vader met zijn nieuwe vrouw en hun twee kinderen geëmigreerd naar Australië, waar ik hem uiteindelijk op mijn zevenentwintigste heb opgezocht. Daarna heb ik nooit meer contact met hem gehad. In Australië is mijn vader opnieuw gescheiden en gaan samenwonen met een dertig jaar jongere Fililpijnse vrouw. Mijn vader is op 18 april 2016 overleden.

Op het gedenkplaatje staan naast zijn laatste vrouw Josefina, moet natuurlijk ‘his beloved wife Josefina’ zijn, enkel zijn laatste twee kinderen vermeld. Dat hij in Nederland bij nog twee vrouwen bij elkaar ook nog zeven kinderen had, mocht ook in Australië niemand weten. Ook al was mijn oudste broer van een andere vader, die aan een nierziekte overleed voor zijn kind werd geboren, mijn vader had hem aanvaard als zijn eigen kind. Echter in zijn nieuwe leven bestonden wij voor mijn vader niet meer.

Precies op de dag van mijn moeders 8e verjaardag overleed haar moeder. Haar vader kon het verdriet en de zorg voor zes kinderen in zijn eentje niet aan en belandde al snel in een psychiatrische inrichting, waar hij kind nog kraai had. Werk, gezin en bezittingen was hij kwijt. Opgesloten en afgezonderd van de wereld, leefde hij in grote eenzaamheid. Hij overleed toen mijn moeder achttien was. Zij mocht van de familie niet bij de begrafenis zijn. Door dit alles en door langdurig seksueel misbruik in haar kindertijd (door ’n oom in het gezin waar zij als achtjarige was opgenomen) was mijn moeder zwaar getraumatiseerd en daardoor zeer instabiel.

Als alleenstaande en emotioneel toch al onevenwichtige vrouw kon mijn moeder de zorg voor haar eigen vijf kinderen, ondanks ondersteuning van een maatschappelijk werkster en een goede en lieve huishoudelijke hulp, op geen enkele manier aan. Als kind liep je altijd op eieren. Je wist nooit wanneer de bom zou ontploffen en er geschreeuwd en geslagen zou worden. Ik moest mijzelf voortdurend beschermen tegen het explosieve en onberekenbare karakter van mijn moeder. Dat deed ik vooral door zo weinig mogelijk thuis te zijn en zoveel mogelijk op straat rond te zwerven of bij de overburen, waar ik mij wel veilig voelde, na school een gezelschapsspelletje te spelen en gezellig een kopje thee te drinken. Op mijn zeventiende heeft mijn moeder mij voor het laatst geslagen. Ik pakte haar bij haar polsen, waarop zij schreeuwde dat ik haar pijn deed en haar los moest laten. Ik zei haar dat ik haar los zou laten, als zij zou stoppen met slaan. Het slaan stopte, maar het schreeuwen bleef tot aan dat ik zelf schteeuwend op mijn negentiende het huis verliet om zelfstandig op kamers te gaan wonen.

Als kind voelde ik mijn moeders pijn en nog voel ik die pijn. Haar pijn is dus ook meteen mijn eigen pijn. Binnen haar vermogen heeft zij alles gedaan wat zij kon. Meer kun je van een mens niet verwachten. Op een koude, donkere, zwaar bewolkte en regenachtige dag is zij op 16 november 2005 in een verpleeghuis te Oegstgeest aan de gevolgen van een longontsteking overleden. Zij koos er zelf voor om geen medicijnen meer te krijgen en wilde er ook geen arts bij. Zij wilde sterven en was er klaar voor. Een paar dagen voor haar dood hebben mijn moeder en ik liefdevol en in vrede afscheid van elkaar genomen. Ik zei haar: ‘Papa en Mama houden van jou. Zij wachten op jou!’ Op het gezicht van mijn moeder kwam een brede glimlach. Zij straalde en heeft nooit meer gesproken.

Na een zwaar en turbulent leven heeft mijn moeder nu haar rust gevonden op begraafplaats Rosenburgh in haar geliefde Voorschoten, waar zij van 1956 tot kort voor haar dood heeft gewoond. Mijn dochter en ik hebben haar het laatste jaar van haar leven, nadat zij meerdere beroertes had gehad, nog tot een maand voor haar overlijden in haar eigen huis mogen verzorgen.

Weliswaar geboren in Dordrecht, ben ik dus vanaf mijn derde min of meer getogen in Voorschoten vlakbij Wassenaar. In Voorschoten woonden wij in een hoekhuis met garage, schuur en een grote tuin in een rustige straat. Totdat op mijn elfde alles uit de hand liep, heb ik het daar, ondanks de onveilige situatie thuis, best naar mijn zin gehad. Veel vrijheid en weer of geen weer altijd lekker buiten spelen. Alleen de eerste zwart-wit televisie bij de familie Seelen wat verderop in de straat, kreeg mij elke woensdagmiddag naar binnen. De uitzendingen werden toen verzorgd door de NTS (Nederlandse Televisie Stichting). Geïnspireerd door de poppenserie ‘Tex Tucker’, een western, maakte ik van lapjes op mijn negende mijn eerste marionetten, een cowboy, een Eskimo, een paard en nog een poppetje dat ik ben vergeten. Mijn moeder heeft ze allemaal in de vuilnisbak gegooid.

In onze tuin trad ik met van alles en nog wat op voor de buurtkinderen. Onze hond liet ik kunstjes doen en met van een buurjongen geleende plastic handpoppen speelde ik vanachter een doek in de schuurdeuropening poppenkast. Oh ja, ik was in die tijd trouwens ook groot fan van nog een andere poppenserie op televisie, ‘Coco en de vliegende knorrepot’ (een vliegend varkentje met een ronddraaiend vlaggetje als staart) van Jaap Molenaar met als poppenspelers Feike Boschma, Ans Wierda en Peter Struycken. Met Feike Boschma heb ik later als poppenspeler veel samengewerkt en heel mooie dingen gedaan.

Op mijn elfde ben ik door meester Lippens, van wie ik elke week straf kreeg, van school getrapt en vervolgens door mijn moeder, samen met een jongere broer, naar een kostschool in Weert gestuurd. Zij heeft toen twee kinderen opgeofferd om niet al haar kinderen kwijt te raken aan de kinderbescherming. Zo heeft zij toch nog haar gezin min of meer bij elkaar weten te houden. Zij wist als geen ander wat het betekende om als gezin volledig uit elkaar te worden getrokken en waarbij dan elk kind ergens anders werd ondergebracht. Op kostschool heb ik zes jaar doorgebracht en daar doorgaans een goede tijd gehad met, buiten de les- en huiswerkuren, veel vrijheid en mogelijkheden.

Ik was geen kind voor in de schoolbanken. Met veel tegenzin heb ik op kostschool de laatste twee jaren van de lagere school doorlopen. Daarna wilde ik naar de ambachtsschool om timmerman te worden. Helaas had ik niks in te brengen. Ik zou zogenaamd slim genoeg zijn om de HBS te kunnen doen. Dat ik naar de ambachtsschool wilde, moest wel te maken hebben met te weinig zelfvertrouwen. Ik zou het eerst maar eens moeten proberen op de MULO. Kon ik meteen nog vier jaar op dezelfde kostschool blijven. Wel zo makkelijk. Daarna kon ik altijd nog naar de HBS.

Na nog eens vier vreselijke jaren in de schoolbanken met veel mazzel mijn Mulodiploma gehaald. Ik wist niet eens dat we die dag examen moesten doen. We gingen met de bus van Weert naar Eindhoven. Voor mij voelde het als een schoolreisje. Met mijn diploma op zak mocht ik weer terug naar ‘huis’, naar mijn moeder in Voorschoten om in Denhaag, met nog meer tegenzin, de HAVO-top te doen. Zonder hard te werken toch ook nu weer mijn diploma behaald. Niet verdiend volgens broeder Albertus Magnus, mijn leraar Frans, toen ik in de rij van leerlingen aan de beurt was om door hem gefeliciteerd te worden met het behalen van mijn diploma. Lachend reageerde ik met een ferme handdruk en de woorden ‘Maar ik heb het wel!’. Nu kon ik creatieve therapie drama gaan studeren aan de Sociaal Pedagogische Opleiding Middeloo te Amersfoort. Toen kon ik het huis uit, was eindelijk vrij en werd het leven weer echt leuk.

Meteen nadat ik in 1976 was afgestudeerd als creatief therapeut drama (bachelor vaktherapie) kon ik op voordracht van Mottel Brom (toenmalig directeur Middeloo) op verschillende scholen aan de slag als vakleerkracht drama en sociale vaardigheden. In dat zelfde jaar richtte ik op 6 september Pantijn Poppentheater op en opende in 1980 mijn eerste vaste poppentheatertje in de Vechtstraat in de Amsterdamse Rivierenbuurt. In 1981 en 1982 liep ik stage op de afdeling poppentheater en decorbouw van de Praagse Theaterschool (DAMU). Ik specialiseerde mij al snel als poppenspeler in het eeuwenoude Jan Klaassenspel en heb samen met musicus Klaas Bakker het genre weer nieuw leven ingeblazen als vorm van straattheater voor jong en oud met serieuze maatschappelijke thema’s. Van 1981 tot 2001 was ik Poppenspeler van de Dam.

Nog altijd bedenk ik nieuwe stukken voor de poppenkast, geef af en toe nog een lezing in de vorm van een theatrale presentatie en schrijf over het Europese Volkspoppentheater en de Nederlandse Jan Klaassen.

Vanaf vrijwel het begin van mijn carrière als poppenspeler heb ik intensief samengewerkt met Hetty Paërl (1931-2020), die veel heeft gepubliceerd op het gebied van volkspoppentheater, waaronder ‘Jan Klaassen is in het land’ over de Poppenkast op de Dam, ‘Heerekrintjes’ over Jan Klaassen en Katrijn en hun buitenlandse soortgenoten, en ‘Pulcinella – Het mysterieuze spiegelbeeld van de mens’.

De foto van mijn lieve vriendin Hetty Paërl hieronder is vlak voor haar dood (28 mei 2020) op mijn verzoek door Egon Adel gemaakt.

Met Klaas Bakker vormde ik ‘Muziekpoppentheater Pantijn’ (1978 tot in 1987). Tegelijkertijd werkte ik in 1982 als acteur en poppenspeler voor Theatergroep Shuttle waar we onder regie van Flip van Duin de voorstelling ‘Minoes’ maakten naar het boek van zijn moeder Annie M.G. Schmidt. Omdat mijn werk voor deze groep niet meer viel te combineren met alle voorstellingen van Pantijn, ben ik hiermee gestopt en heeft Servaes Nelissen mijn rol overgenomen.

Samen met Klaas Bakker heb ik met Muziekpoppentheater Pantijn mooie voorstellingen gemaakt, waaronder een familieconcert met poppenspel ‘Sonate voor twee piano’s en slagwerk’ van Bela Bartok ‘ en het poppenspel ‘Tibi en de Buso van het Grote Woud’. Onze eerste voorstelling met Jan Klaassen en Katrijn was het traditionele verhaal met de Generaal, de Dood van Pierlala en de Duivel. Van daaruit hebben we onze eerste actievoorstelling ‘Jan let op!’ gemaakt tegen de neutronenbom (première Dam), daarna als grote theatervoorstelling ‘Sloophamer BV’ over de kraakbeweging en het speculeren met woningen (première Palonizaal Centrum Bellevue) en als onze laatste gezamenlijke voorstelling ‘Feest voor iedereen’ (regie Henk Tjon en Rufus Collins) over de veelkleurige samenleving, aanleiding was de racistische moord op de vijftienjarige Antilliaanse Kerwin Duinmeijer (première Soeterijn Theater Tropenmuseum).

Tussendoor veel eenmalige actievoorstellingen gemaakt en gespeeld met onderwerpen als anti-fascisme, vrouwen voor vrede, milieu, tegen kernenergie en voor organisaties als de Stop de Neutronenbombeweging, het 4-5 mei Comité, het Nicaragua Comité, Medisch Comité Angola, tegen de militaire regimes in Turkije, Chili en Argentinië en vele spontane protestacties zoals bijvoorbeeld het protest tegen de bouw van de Stopera en de afbraak van de Nieuwmarktbuurt ten behoeve van de aanleg van de metro.

Met Klaas Bakker (1953), Hetty Paërl en Theo Kamphoff (1926 – 1998) gaven we in1986 vanuit de Stichting Vrienden van Pantijn het blad ‘Pekel’ uit. Dit was een periodiek over het Europese volkspoppentheater. Samen met Klaas Bakker en marionettenspeler Feike Boschma (1921-2014) hebben we voor het Theater Instituut Nederland in 1986 een film gemaakt over de handpoppen en marionetten van Janus Cabalt, de eerste poppenspeler van de Dam.

In 1987 stopten Klaas Bakker en ik onze samenwerking. Voor het Holland Festival heb ik toen de voorstelling ‘Globetrotter – De wereld springt op krukken’ gemaakt (regie Rufus Collins en techniek Klaas Boschma) over racisme en een wereld in oorlog (première in de Kleine Komedie). Daarna heb ik nog een tijdje met verschillende muzikanten gewerkt, waaronder met de accordeonisten Peter van Os en Loes Mellink.

In 1991 ben ik als Jan Klaassenspeler solo verder gegaan tot in 2001. Ik heb door heel Nederland met mijn poppenkast opgetreden. Ook veel in het buitenland gespeeld, waaronder Australië, Suriname, Spanje, Portugal, Italië, Oostenrijk, Polen, Tsjechië (toen nog Tsjecho-Slowakije), Slowakije en België. Begin 2001 ben ik gestopt als poppenspeler van de Dam en meteen ook als Jan Klaassenspeler. Ik was moe gestreden en volledig op. Inspiratie en motivatie waren ver te zoeken. Aan nieuwe verhalen, laat staan het maken van nieuwe poppen, kwam ik niet meer toe en had er ook geen zin meer in. Ver afgedreven van mijn oorspronkelijke begeestering en idealen, voelde ik mij niet meer dan een broodspeler, die als een afgerichte circusaap aan een riem met halsband telkens hetzelfde kunstje moest vertonen. Zo kon ik geen eerlijke relatie meer met mijzelf, mijn poppen en verhalen aangaan en daardoor al helemaal niet meer met mijn publiek. Tijd om ermee te stoppen. Mijn geweldig talentvolle en humoristische leerling Misha Kluft heeft het stokje toen van mij overgenomen. Zie foto hieronder.

Van eind 2000 tot in 2010 heb ik mij, in samenwerking met Feike Boschma, vooral bezig gehouden met marionettenspel. Toen in 2008 mijn opvolger Misha Kluft gevloerd werd door een burnout en moest stoppen met de Poppenkast op de Dam, heb ik eind 2008, vanuit een groot gevoel van noodzaak en urgentie, weer een poppenkast gebouwd en nieuwe poppen gemaakt voor het Jan Klaassenspel en ben ik, opnieuw geïnspireerd en gemotiveerd, weer actief met Jan Klaassen en het volkspoppentheater aan de slag gegaan, heb ik in 2009 de Jan Klaassen Academie opgericht en ben ik in het voorjaar van 2010 begonnen met het opleiden van Jan Klaassenspelers. Want wat heb je aan de Dam als mooiste podium, als niemand de poppenkast met Jan Klaassen kan vertonen?

Artikel van Corrie Verkerk in het Parool naar aanleiding van het stoppen van Misha Kluft als Poppenspeler van de Dam en mijn zoektocht naar nieuwe poppenspelers: https://www.parool.nl/kunst-media/gezocht-poppenspeler-op-de-dam~b5293531

Met mijn goede vriend Bart van den Bos maak ik weer even een sprongetje terug in de tijd. Met Bart ben ik in 1996 begonnen aan de bouw van Theater Pantijn in de Sint Pieterspoortsteeg, een zijsteeg van theaterstraat de Nes, vlakbij de Dam. In 1997 de deuren geopend van het nieuwe theater, waar ik veel heb gerepeteerd, voorstellingen heb gegeven en we met verschillende mensen lezingen hebben verzorgd over het Europese volkspoppentheater. In april 2001 ben ik gestopt met het vaste theater en heb ik het overgedragen aan het Parool. Na een aantal jaren te hebben gedraaid als Parool Theater, bestaat het nu sprankelend voort als Torpedo Theater. In 2022 vierden wij het 25-jarig bestaan.

Zoals eerder al gezegd, ben ik vanaf eind 2000 intensiever gaan samenwerken met Feike Boschma met wie ik nog drie voorstellingen met marionetten en andere poppen heb gemaakt en gespeeld, ‘Het Leven van Jan Klaassen’, ‘Dansende Dood’ en ‘Cirque des Étoiles’ (2001, 2002, 2004, 2007). Tot in 2008 hebben wij nog samen gewerkt aan de nieuwe productie ‘Jan Klaassen – De man met de poppenkast‘, waarvan ik een eerste presentatie heb gegeven tijdens een congres op een Internationaal Poppenspelfestival in Slowakije ( 3 – 5 september 2009). Eind 2009 begin 2010 heb ik met Feike Boschma nog gewerkt aan de filmopname van onze marionettenvoorstelling ‘Dansende Dood’ (2002) (filmer: Metje Blaak – locatie: Parool Theater (voorheen Theater Pantijn en nu Torpedo Theater). In dat zelfde jaar is ‘Dansende Dood’ ook verfilmd door Abderrazak Mouffid in de studio van Public Cinema in Broedplaats De Vlugt.

Van 1980 tot 2023 maakte ik zelfstandig of in samenwerking met anderen vele producties op maatschappelijke thema’s en organiseerde verschillende festivals. Ook heb ik speciale opdrachten uitgevoerd voor het Theater Instituut Nederland, de Stichting Bijzondere Kunstmanifestaties (Holland Festival), het Amsterdams Historisch Museum (nu Amsterdam Museum) en het Tropenmuseum (nu Wereldmuseum) te Amsterdam. In 2022 heb ik samen met musicus en oud compagnon Klaas Bakker nog twee filmpjes gemaakt als protest tegen de Russische inval in Oekraïne, ‘Slava Ukraini’ en ‘The General’. Zie foto’s hieronder van mij aan het werk met hand- en stokpop (Jan Klaassen en de Dood van Pierlala) en marionetten (Het Meisje en de Dood).

Als spelbegeleider roleplaying was ik in 1991 en 1992 werkzaam voor het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen, waar ik ook vele jaren heb opgetreden met mijn poppenkast. Als vakdocent poppenspel en objecttheater werkte ik tot 2001 vele jaren voor de Hogeschool IJselland te Deventer. Tot in 2023 was ik als coach en regisseur betrokken bij verschillende culturele organisaties en theatergezelschappen.

In 2002 heb ik de postacademische opleiding Management Culturele Instellingen (Hoge School voor de Kunsten, Utrecht) afgerond. Vervolgens ben ik gaan werken als zakelijk leider en hoofd opleiding van de Stichting Global Clowns for Global Peace (voorheen de Nederlandse Clowns Stichting) en heb ik bijgedragen aan de verdere professionalisering en verbreding van deze organisatie (2002-2004). Samen met René Kres (mimespeler en directeur Global Clowns) een Optocht voor Dwazen georganiseerd, waarbij René Kres op een kromme stok als Profeet-Dwaas voorop ging. René en ik zijn nog altijd goed bevriend met elkaar. Om de paar weken zitten we met een kopje thee een aantal uren bij elkaar om over van alles en nog wat te praten. Wereldvrede is steevast het belangrijkste onderwerp. In de zomer van 2023 vierden we met familie en vrienden de 80e verjaardag van René.

Van 2006 tot in 2007 heb ik gestudeerd aan de Educatieve Hogeschool van Amsterdam voor leraar Nederlands en als onbevoegd leraar Nederlands lesgegeven op de Meergronden (lwoo/vmbo-afdeling van het openbaar voortgezet onderwijs) te Almere.

Zoals al eerder aangegeven heb ik in 2009 de Jan Klaassen Academie opgericht en ben ik in het voorjaar van 2010 gestart met de eerste lichting leerlingen. In het totaal heb ik deze cursus vijf keer georganiseerd. Deelnemers 1e Jan Klaassen Academie: Gitta Lichthart (Poppentheater Anansi), Frans Hakkemars (Poppentheater Frans Hakkemars), Alda Loeffen (Poppentheater Alda Loeffen), Frouke van Zomeren (Poppentheater De Kleine Zon), Wini van Maarle en Erik van Ophem.

Op de foto hierboven Egon Adel met de kunstzinnige en prachtige poppen gemaakt door Janne-Maaike Gerlofs

Egon Adel, de huidige poppenspeler op de Dam, was één van de deelnemers aan de 3e Jan Klaassen Academie. Na deze 3e Jan Klaassen Academie in het voorjaar van 2012 had ik voldoende poppenspelers opgeleid in het Jan Klaassenspel om de poppenkast weer terug te kunnen brengen op de Dam. Ik nam hierin de verantwoordelijkheid en de leiding voor het artistieke gedeelte en Fred Stammeshaus nam het zakelijke deel voor zijn rekening. Binnen de kortste keren had Fred een hoofdsponsor gevonden en had ik samen met een timmervrouw een nieuwe poppenkast gebouwd, die door Janne-Maaike Gerlofs vakkundig met stof werd bekleed. Janne-Maaike maakte van restmaterialen ook de eerste poppen voor Egon Adel, die in 2012 deel uitmaakte van een grote groep poppenspelers, waarmee we de poppenkast, na vier jaar afwezigheid, feestelijk terug lieten keren op de Dam.

Egon Adel en Frouke van Zomeren waren na het eerste seizoen dat de poppenkast weer terug was op de Dam, de enigen die als team door konden gaan. De rest was helaas om diverse redenen alweer afgevallen. Nadat Frouke in 2017 stopte, bleef Egon als enige poppenspeler op de Dam over, hetgeen het bedrijf meteen weer net zo kwetsbaar maakte als toen ik en mijn voorganger Daan Kersbergen in ons eentje de poppenkast op de Dam vertoonden. Selfie hieronder samen met Egon Adel.

Voor een toekomstbestendige Poppenkast op de Dam hebben we echt een team van gedreven, goede en professionele poppenspelers nodig (zie ook de pagina over de Poppenkast op de Dam) en is een goed draaiende stichting met een onafhankelijk bestuur van levensbelang.

In de zomer van 2018 ben ik, na zeven jaar onderdeel te zijn geweest van het bestuur, afgetreden als voorzitter van de Stichting Poppenkast op de Dam. In dat zelfde jaar mocht ik uit de handen van locoburgemeester Rutger Groot Wassink de erepenning van de stad Amsterdam in ontvangst nemen voor de Poppenkast op de Dam. Een geweldige eer natuurlijk en een mooie waardering voor mijn inzet en die van mijn voorgangers en mijn opvolgers. Als kers op de taart kreeg ik vanuit het stadhuis van de PvdA-fractie een fantastische mooie bos bloemen thuis bezorgd. Wat een feest.

Voor meer informatie over de Jan Klaassen Academie, de Poppenkast op de Dam en andere onderwerpen schrijf ik regelmatig uitgebreid een nieuwe pagina of actualiseer ik bestaande pagina’s. Hou daarvoor de website regelmatig in de gaten. Een overzicht van onderwerpen waaraan ik werk, vindt u in het menu onder de kop ‘PAGINA’S IN VOORBEREIDING’

Om mijn archief en allerlei poppenkastparafernalia een plek te geven en toegankelijk te maken voor publiek heb ik op zaterdag 10 oktober 2015 het Jan Klaassen Museum in Broedplaats de Vlugt geopend.

https://www.parool.nl/nieuws/jan-en-katrijn-krijgen-hun-eigen-museum-in-amsterdam-nieuw-west~b0220e8d/?referrer=https://www.google.com/

Enkele jaren na de opening heb ik het Jan Klaassen Museum verhuisd van Broedplaats De Vlugt in Amsterdam Nieuw West naar mijn woning in Amsterdam Oost en heb ik het, van wat er nog over was van het museum, begin 2024 vrijwel geheel fysiek ontmanteld. Veel boeken over poppenspel heb ik geschonken aan de Poppenspelbibliotheek van de Nederlandse Vereniging voor het Poppenspel in Haarlem. Eerder had ik al veel ondergebracht bij het Poppenspelmuseum in Vorchten. Het Amsterdam Museum heeft mijn poppen, attributen en poppenkast waarmee ik optrad op de Dam. Het Stadsarchief Amsterdam heeft het grootste deel van mijn papieren archief. Op deze website zal ik zoveel mogelijk materiaal delen van wat ik zelf nog in huis heb en wat ik eerder heb gedigitaliseerd. Verder verwijs ik naar mijn eigen website en de websites van het Amsterdam Museum, Theater Instituut Nederland en het Stadsarchief Amsterdam. Hiermee gaat het Jan Klaassen Museum als het ware door als een digitaal museum.

De laatste jaren heb ik voornamelijk gewerkt als coach en regisseur poppentheater. Als theatermaker ben ik de laatste jaren vooral actief geweest in mijn eigen buurt als de Verhalenman van Oost en af en toe nog als poppenspeler. Samen met Egon Adel ook nog ’n aantal keer met mijn nieuwe poppen opgetreden in het buitenland (Spanje, Polen, Slowakije).

Ook al ben ik niet meer echt actief als poppenspeler, ik blijf mij natuurlijk altijd betrokken voelen bij de Poppenkast op de Dam en Jan Klaassen en als kunst- en cultuurmanager heb ik vanuit de coulissen de Stichting Poppenkast op de Dam kunnen adviseren met betrekking tot het voor de Poppenkast op de Dam en Jan Klaassen verkrijgen van de erkenning tot cultureel erfgoed. Dat is dus gelukt! In 2023 heb ik ook nog mogen helpen met het schrijven van een persbericht als actie voor het vinden van een nieuwe hoofdsponsor. Daar zijn gelukkig geweldig positieve reacties op gekomen, waardoor de Poppenkast op de Dam in elk geval voorlopig financieel weer verder kan en er zelfs wellicht ook perspectief is op uitbreiding van het aantal speeldagen, naast de zondagen dan ook op de woensdag en de zaterdag. Dat zou echt fantastisch zijn! De Rotterdamse Poppenkast op het Binnenwegplein heeft dat prima voor elkaar. Het hele seizoen drie dagen per week poppenkast. In Rotterdam werken vier poppenspelers samen in een team, zodat zij elkaar af kunnen wisselen. Zij hebben zich georganiseerd in een coöperatieve vereniging.

Even weer terug naar mijzelf. Deze pagina gaat uiteindelijk over ‘De weg van Wilhelmus’. Ook al is de poppenkast onlosmakelijk onderdeel van wie ik ben en wat mij beweegt in het leven, voor mij is het altijd middel en geen doel. Voor mij gaat het op de eerste plaats om mijn betrokkenheid bij mens en samenleving. Nu voor mij de poppenkast, mede door reuma en andere lichamelijke beperkingen, als fysiek middel steeds meer weg is komen te vallen, ben ik op zoek gegaan naar hoe ik mij toch nog kan inzetten voor wat ik belangrijk vind in het leven. Vanwege dat ik steeds slechter ter been ben en nooit zeker weet of en wanneer ik over voldoende energie beschik, heb ik het zo dicht mogelijk bij huis gezocht en gekeken of ik iets kon doen voor mijn directe omgeving, mijn eigen buurt. Zo kwam ik terecht bij mijn eigen Partij van de Arbeid. Als contactpersoon Oud-Oost PvdA Amsterdam ondersteunde ik van april 2018 tot in maart 2021 als medewerker de PvdA-fractie Stadsdeelcommissie Amsterdam Oost. Van 1 juli 2022 tot 1 juli 2023 was ik fractieondersteuner PvdA Stadsdeelcommissie Amsterdam Oost. Zie foto hieronder van mij samen met leden van de Stadsdeelcommissie Maxim van Boven en Alexander Versteeg.

Verder heb ik mij als betrokken Amsterdammer en libero de afgelopen jaren op eigen wijze als vrijwilliger ingezet voor mijn buurt en de stad, onder andere als buurtgids, lid kernteam Alle Kleuren Oost en adviseur kunst en cultuur Stichting Genieten in Oost (activiteiten- en ontmoetingsplek voor de buurt in het Stadsdeelkantoor). Mijn aandacht gaat vooral uit naar jongeren, ouderen en toegankelijkheid voor mensen met een beperking. Daarnaast zijn voor mij belangrijke thema’s: verborgen armoede, eenzaamheid, diversiteit, seksisme, geweld tegen vrouwen, homofobie, vreemdelingenhaat, antisemitisme, discriminatie en racisme, wonen, groen in de buurt, speelvoorzieningen kinderen en een schone en veilige buurt. Als mens en kunstenaar zal ik mij op alle fronten in blijven zetten voor een betere wereld, voor internationale solidariteit en wereldvrede.

Samen met Arjen Berkvens heb ik mij in 2020 succesvol met een petitie (meer dan 2200 handtekeningen) ingezet voor het behoud van de buurtbieb aan de Linnaeusstraat. Woensdag 16 december 2020 de handtekeningen in het stadhuis aangeboden aan Touria Meliani, wethouder Kunst en Cultuur. Bezuinigingen van de baan. De buurtbieb gered!

In 2022 met buurtbewoners, ondernemers en het stadsdeel een prachtig diversiteitskunstwerk (kunstenaar Enzo Pérès-Labourdette in het rode pak) gerealiseerd in de spoorwegonderdoorgang tussen de Eerste van Swindenstraat en de Javastraat in Amsterdam, ‘Samen zijn wij Oost’.